SV | En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. |
WLC | וַיַּ֗רְא כִּ֣י לֹ֤א יָכֹל֙ לֹ֔ו וַיִּגַּ֖ע בְּכַף־יְרֵכֹ֑ו וַתֵּ֙קַע֙ כַּף־יֶ֣רֶךְ יַעֲקֹ֔ב בְּהֵֽאָבְקֹ֖ו עִמֹּֽו׃ |
Trans. | 32:26 = H 32:27 wayyō’mer šalləḥēnî kî ‘ālâ haššāḥar wayyō’mer lō’ ’ăšallēḥăḵā kî ’im-bēraḵətānî: |
En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!